De politieke achtergrond
De pelgrimsmigratie kan worden gezien als een aspect van de grote veranderingen in kerk en staat in heel Europa die we kennen als de Renaissance en Reformatie en het begin van het kolonialisme. De drang om terug te keren naar een ideale vorm van de christelijke kerk in overeenstemming met wat in het Nieuwe Testament wordt beschreven, kwam voort uit een kritische lezing van oude teksten die destijds ook andere gebieden van wetenschappelijk onderzoek kenmerkten. Een soortgelijke studie van de bijbel had Martin Luther, Menno Simons en John Calvin geïnspireerd. De door de pelgrims afgewezen staatskerk van Engeland maakte echter deel uit van een veel grotere beweging die tegen de religieuze dominantie van Rome en de politieke dominantie van het katholieke Habsburgse rijk was, waaronder Duitsland, Oostenrijk, Spanje, delen van Italië en de Lage Landen.
Toen de leider van de Nederlandse opstand tegen de Habsburgers, prins Willem van Oranje, in 1584 werd vermoord, beloofde koningin Elizabeth I van Engeland soldaten en andere hulp aan de Nederlanders; en de graaf van Leicester werd gouverneur-generaal van Nederland in 1585-1586. Alle Engelse garnizoenen van Leicester, in steden door heel Nederland, kregen Engelse ministers. Leicester, sympathiek voor de calvinistische puriteinen in de Kerk van Engeland, zorgde ervoor dat de calvinistische kerkorganisatorische vormen van Genève werden aangenomen op een Nederlands Hervormde Synode in Den Haag, waardoor een eerder organisatorisch systeem werd omgedraaid waarin lokale magistraten meer te zeggen hadden over de keuze van ministers en controle van lokale kerkelijke aangelegenheden. Toen Leicester in 1588 aftrad, werd hij opgevolgd door Prins Maurits van Oranje-Nassau (een zoon van Willem van Oranje), die stadhouder en generaal werd.
De magistraten zetten het kerkbestuur van Genève opzij, wat de vele strenge calvinistische Waalse en Vlaamse immigranten, die naar het noorden stroomden na de katholieke inname van Antwerpen en andere protestantse steden in het zuiden in 1584, minachtte. De oorlog, met massale Engelse deelname, duurde voort tot een wapenstilstand van twaalf jaar begon in 1609. Deze wapenstilstand was gunstig voor de Nederlandse handel in Europa en droeg bij tot de uitbreiding van de Nederlandse koloniale activiteiten in Oost-Indië, Afrika en West-Indië, inclusief Noord-Amerika. Als commerciële rivalen zetten Spanje en Nederland de uitbuiting van de arbeid van inheemse bevolkingsgroepen buiten Europa voort, die een eeuw eerder was begonnen; en met Engeland en Portugal vestigden ze koloniale nederzettingen in wat voor hen de Nieuwe Wereld was, moedigden hun eigen volk aan om daarheen te verhuizen en profiteerden van de bestaande Afrikaanse gebruiken van slavernij en slavenhandel om arbeiders te krijgen voor de West-Indische koloniën door gedwongen migratie.
In 1603 werd koningin Elizabeth van Engeland opgevolgd door koning James I, die tegen de puriteinen was en de separatisten verder onderdrukte. Hoewel hij beloofde de anti-Habsburgse, antikatholieke legers van de gereformeerde regeringen van Bohemen, de Pfalz, Hessia en Nederland te steunen, was hij in het geheim voorstander van op zijn minst beperkte samenwerking met de Habsburgers en na het verstrijken van de Twaalf Years'Truce nooit stuurde de vaak onderhandelde financiële en militaire hulp. Desalniettemin bleven veel Britse soldaten in het Nederlandse leger dienen, rechtstreeks betaald door de Nederlanders. Veel Nederlandse functionarissen zagen de oorlog met de Spanjaarden aanvankelijk in termen van het behoud van niet-religieuze burgerlijke voorrechten, waaraan de eis van religieuze tolerantie voor zowel protestanten als katholieken werd toegevoegd. Redenen voor tolerante attitudes kunnen persoonlijk zijn. Zo is burgemeester Pieter Adriaensz. van der Werff, held van het Beleg van Leiden (1573-1574), was de zoon van een doopsgezinde martelaar, Adriaen Vermeer. Johan van der Does, militair leider tijdens het beleg, en ambtenaar en curator daarna, was een naaste verwant van de laatste actieve abdis van Rijnsburg, die na de Reformatie samen met andere katholieke nonnen in Leiden woonde. Ze ligt begraven in de Pieterskerk, die al een gereformeerde kerk was geworden.
When the leader of the Dutch revolt against the Hapsburgs, Prince William of Orange, was assassinated in 1584, Queen Elizabeth I of England promised soldiers and other assistance to the Dutch; and the Earl of Leicester became Governor General of The Netherlands in 1585-1586. All the English garrisons of the army accompanying Leicester, in towns throughout The Netherlands, were provided with English ministers. Leicester, sympathetic to the Calvinist Puritans in the Church of England, caused Genevan Calvinist church organizational forms to be adopted at a Dutch Reformed Synod in The Hague, reversing an earlier organizational system in which local magistrates had more to say about choice of ministers and control of local church affairs. When Leicester resigned in 1588 he was succeeded by Prince Maurits of Orange-Nassau (a son of William of Orange), who became Stadholder and General.
The magistrates set aside the Genevan church polity, displeasing the many strict Calvinist Walloon and Flemish immigrants, who were streaming to the north after the Catholic capture of Antwerp and other Protestant towns in the south in 1584. The war, with massive English participation, continued until a twelve-years' truce began in 1609. This truce was advantageous to Dutch trade in Europe and contributed to expansion of Dutch colonial activities in the East Indies, Africa, and the West Indies, including North America. As commercial rivals, Spain and The Netherlands continued the exploitation of the labor of native populations outside Europe which had begun a century earlier; and with England and Portugal they established colonial settlements in what to them was the New World, encouraging their own people to move there and taking advantage of existing African customs of slavery and slave trading to obtain workers for the West Indian colonies through forced migration.
In 1603 Queen Elizabeth of England was succeeded by King James I, who opposed the Puritans and further suppressed the Separatists. Although promising to support the anti-Hapsburg, anti-Catholic armies of the Reformed governments of Bohemia, The Palatinate, Hessia, and The Netherlands, he secretly favored at least limited collaboration with the Hapsburgs and after the expiration of the Twelve Years'Truce never sent the often negotiated financial and military aid. Nonetheless many British soldiers continued to serve in the Dutch army, paid directly by the Dutch. Many Dutch officials initially viewed the war with the Spanish in terms of preserving non-religious civil privileges to which the demand of religious toleration for Protestants as well as Catholics was added. Reasons for tolerant attitudes could be personal. For example, Burgomaster Pieter Adriaensz. van der Werff, hero of the Siege of Leiden (1573-1574), was the son of a Mennonite martyr, Adriaen Vermeer. Johan van der Does, military leader during the siege, and civic government official and university curator afterwards, was a close relative of the last active Abbess of Rijnsburg, who lived in Leiden with other Catholic nuns after the Reformation. She is buried in the Pieterskerk, which had already become a Reformed church.
Het rijke en opwindende verhaal van de Pilgrim verdient het om in detail te worden verteld. U kunt er verschillende aspecten van ontdekken in de volgende hoofdstukken.